Een big band is een groot jazzensemble (minimaal tien musici), meestal bestaande uit een ritmesectie (drums, bas, piano en gitaar), kopersectie (trombones en trompetten) en een rietsectie (saxofoons). Big band muziek wordt meestal geassocieerd met het swing-tijdperk, dat daarom ook wel de ‘big band era’ wordt genoemd. Er zijn echter ook vele big bands te noemen die andere jazzstijlen spelen, bijvoorbeeld bebop (Dizzy Gillespie), cool jazz (Shorty Rogers), hard bop (Gerald Wilson), free jazz (Sun Ra) en jazzrock (Maynard Ferguson).
Hard bop is een eenvoudigere, meer aardse vorm van bebop met kortere, eenvoudigere thema’s en de toevoeging van blues, funk- en gospelelementen. Repetitieve en meer op dans georiënteerde ritmes werden belangrijker dan inventieve complexe harmonieën en ingewikkelde improvisaties. Op de plaat verschilde de hard bop ook om een andere reden van de bebop. Op de 78-toerenplaten hadden de oude boppers maar vier minuten per kant om hun verhaal kwijt te kunnen. Met de komst van de langspeelplaat (vanaf 1948) kon de luisteraar ook thuis luisteren naar hardbop-improvisatoren die meer tijd hadden om hun muzikale ideeën te ontwikkelen.Saxofonist Cannonball Adderley en zijn cornet-spelende broer Nat speelden begin jaren zestig een vorm van (hard) bop die was doorspekt met gospel-invloeden. Hun stijl werd gepromoot als soul jazz en de band scoorde grote hits met stukken als Work Song en Mercy, Mercy, Mercy. Naarmate er meer gebruik werd gemaakt van een strak ritme en repetitieve ‘grooves’ werd er ook wel gesproken van funk jazz. Het werk van musici als gitarist Grant Green en saxofonist Eddie Harris is nog steeds van grote invloed op hedendaagse bands als New Cool Collective.
Free jazz is de jazzstijl waarin de vertrouwde structuur van een ‘song’, bestaande uit akkoorden, melodieën en vaste ritmische patronen en tempo, grotendeels ontbreken en waarin energievaak de plaats inneemt van schoonheid. Spontaniteit staat daarbij hoog in het vaandel. Free jazz ontstond als min of meer officiële stroming in 1960, het jaar waarin altsaxofonist Ornette Coleman een album getiteld Free Jazz uitbracht. Hij speelde akkoordloze stukken, waarin melodie en ritme het voor het zeggen hadden. In de jaren zestig was de term avantgarde een synoniem voor free jazz en in de decennia die volgden gaven de meeste musici zelfs de voorkeur aan dit eerste label omdat zij het woord ‘free’ misleidend vonden: hun muziek was namelijk vaak (toch) zeer georganiseerd.