Zuid-Spaanse volksmuziek, die gekenmerkt wordt door complexe ritmes, ingenieus gitaarspel en aangrijpende zang. Geen enkele flamencoliefhebber zal genoegen nemen met bovenstaande definitie en gelijk hebben ze. Meer dan een combinatie van muziek en dans is flamenco een kunstvorm, die zo diep geworteld zit in de Spaanse cultuur, dat deze voor buitenstaanders moeilijk vatbaar is. Flamenco is ontstaan uit een fusie van zigeunermuziek, Sefardische Joden en Arabieren, die zich in de heuvels van de Zuid-Spaanse provincie Andalusië hadden gevestigd. Hoewel flamenco nauw verweven is met de zigeunercultuur (Spaans: gitanos), wordt deze inmiddels door een even groot aantal niet-zigeuners gespeeld. Flamenco uit zich in drie vormen: de dans, het lied en het gitaarspel. De artiesten streven ernaar 'duende' te bereiken, een soort extase waarin de artiest het publiek meeneemt. Voor de meeste Spanjaarden is Camarón de la Isla (1950-1992) onbetwistbaar de beste flamencozanger die het land gekend heeft. Hij werd begeleid door gitaargrootheden Paco de Lucia en later Tomatito. Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw vormt flamenco vaak de basis voor experimenten met andere muziekstijlen. Ketama, Paco de Lucia en Ojos de Brujo wisten extra dimensies toe te voegen aan de oude overlevering. In Barcelona ontstond een simpelere variant: de rumba Catalana. De Gipsy Kings hebben deze vorm wereldwijd bekend gemaakt.
Bossa nova is de combinatie van jazz met Braziliaanse samba. De ‘nieuwe golf’, zoals de letterlijke vertaling luidt, was een feit toen zanger/gitarist João Gilberto in 1957 het nummer Desafinado uitbracht, geschreven door Antonio Carlos Jobim. In de bakermat Rio de Janeiro wint de rustige jazzy muziek snel aan populariteit en dan vooral onder de studenten. Door de film Orfeu Negro (Black Orpheus, 1959) breekt de bossa nova ook door in de Verenigde Staten. Musici uit de cool jazz voelden zich aangetrokken tot de subtiele swing en de harmonische rijkdom van deze ‘bossa nova’ en gingen aan de slag met oorspronkelijke bossa’s, bewerkingen en eigen composities in de nieuwe stijl. Het album Jazz Samba van saxofonist Stan Getz en gitarist Charlie Byrd (1962) en de plaat Getz/Gilberto (1963, met de bekende Jobim-compositie The Girl From Ipanema) werden gigantische bestsellers die aan de wieg stonden van een enorme bossa nova-rage. Niet alle experimenten met jazz en samba mondden uit in het bossa nova ritme. In deze restgroep, die brazilian jazz is genoemd, speelt percussie een belangrijke rol.