Antoine ‘Fats’ Domino werd in 1928 geboren in New Orleans en het geluid van die stad klinkt door in het werk van de zanger/pianist. Domino was een van de pioniers van de rock-'n-roll, maar zijn muzikale palet was veel breder dan rock-'n-roll alleen. Vooral in de jaren vijftig en zestig was hij populair en scoorde hij hits met Blueberry Hill (1957), My Girl Josephine (1960), Jambalaya (1962) en There Goes My Heart Again (1963). Wanneer de orkaan Katrina in 2005 over zijn woonplaats raast, is de zanger een aantal dagen vermist. Fats overleeft de ramp, maar verliest wel de helft van zijn 23 gouden platen.
Schijnbaar toevallig deelt Ruth Brown (Virginia 1928) haar initialen met het genre rhythm & blues. De zangeres was wellicht niet zo bekend als Ray Charles of Sam Cooke, maar Ruth Brown speelde wel degelijk een sleutelrol bij de ontwikkeling van rhythm & blues naar soul. Haar bijnaam was ‘Little Miss Rhythm’ en haar ritmische wijze van zingen zou soulzangeressen als Etta James, Tina Turner en Aretha Franklin inspireren. Ze was bovendien de eerste succesvolle artieste voor Atlantic Records. Deze platenmaatschappij overleefde daarmee haar eerste moeilijke jaren en zou de wereld jaren later veel fraaie soulplaten schenken.
Er bestaan maar weinig muzikanten in de moderne popmuziek die werkelijk ‘geniaal’ kunnen worden genoemd, maar in het geval van Ray Charles is deze typering terecht. Zijn oorspronkelijke manier van zingen, met invloeden uit zowel gospel als popmuziek, heeft nadien talloze grote zangers geïnspireerd. In zijn lange, productieve carrière als platenartiest, die begon in 1949, was Charles misschien wel de beste vertolker van popmuziek van na de oorlog. Als begaafd pianist, songwriter en vocalist werd hij een meester in iedere stijl die hij aanpakte, zoals rhythm-and-blues, country, blues en soul. De man die onuitwisbare rhythm-and-bluesklassiekers schreef als I Got A Woman en What’d I Say overleed in 2004 als een meervoudig legende. Datzelfde jaar zorgde een opvallende acteerprestatie van Jamie Foxx, in de biografische film Ray, voor een waardig cineastisch eerbetoon.
Ella Fitzgerald was de belangrijkste uitvoerende van het American Popular Songbook, vanwege haar onvergelijkbare kwaliteiten en zorgvuldige materiaalkeuze. Met producer Norman Granz legde ze aan verschillende componisten gewijde ‘songbooks’ op vinyl vast. Daarmee maakte Fitzgerald definitieve versies van de liederen van de belangrijkste Amerikaanse songschrijvers. Fitzgerald had een enorm stembereik en gedurende het grootste deel van haar carrière behield haar stem de jeugdige, licht vibrerende klank. Daardoor klonken haar versies opvallend fris, vooral haar ‘scat’-materiaal. Hoewel vele uitstekende artiesten haar hebben opgevolgd, zal er hoogstwaarschijnlijk nooit meer iemand opstaan die het American Songbook zo subliem vertolkt.
John Lee Hooker was de meest oorspronkelijke van de elektrische bluesgiganten. Talloze artiesten werden geïnspireerd door zijn spookachtige muzikale minimalisme, van tijdgenoten als Slim Harpo tot navolgers als The Rolling Stones. Hooker koppelde klagelijke maar krachtige vocalen aan gedreven en percussief gitaarspel. Weinigen kunnen tippen aan de onverklaarbare erotische lading die de kern vormt van zijn beste optredens. Het gepatenteerde "boogie" ritme, waarop vrijwel ieder bluesrockband en hardrockband van de jaren zeventig zijn nummers baseerde, is min of meer uitgevonden door Hooker. Met meer dan 100 albums op talloze labels was Hooker een van de meest opgenomen bluesmannen van na de oorlog, met zijn werkgebied veelal in Detroit en Chicago. Hij bleef werken tot ver na zijn tachtigste. Hooker opende zijn eigen bluesclub in San Francisco en werd in 2000 met een Grammy for Lifetime Achievement onderscheiden. Hij overleed het jaar daarop, op 83-jarige leeftijd.