Jules Massenet (1842-1912) was een van de populairste operacomponisten van zijn tijd. Ook over de Franse grenzen had hij invloed, met name op Italiaanse operacomponisten als Puccini en Mascagni. Veel critici hebben hem deze populariteit niet in dank afgenomen. Ze beschuldigden hem ervan alleen het publiek te willen plezieren; hij zou zich schaamteloos overgeven aan exotisme en zijn succes slechts te danken hebben aan zijn gave mooie melodieën te kunnen componeren. Dit weinig flatteuze beeld is inmiddels wel achterhaald. Massenet, componist van zulke uiteenlopende opera’s als Manon, Werther en Thaïs, gaf zich niet over aan blind formulewerk. Hij leerde de operatekst van buiten voordat hij aan de slag ging en componeerde de muziek in zijn hoofd. Met als resultaat dat weinig componisten hem kunnen overtreffen in de helderheid en subtiliteit van zijn orkestraties en in de nuances van zijn woordzettingen. Hij betovert niet alleen in aria's, maar ook in recitatieven en arioso-passages. Hij was een meester in het uitbeelden van couleur locale en is de componist van onsterfelijke melodieën als de Méditation uit Thaïs voor viool en orkest en de Élégie voor cello en orkest. (CP)
Henri Duparc is wellicht één van de efficiëntste componisten uit de muziekgeschiedenis: met slechts een handjevol werken heeft hij zich beroemd gemaakt. Duparc was namelijk ook een ontzettende perfectionist, jarenlang kon hij broeden op en schaven aan een enkel lied. Dat was namelijk zijn specialiteit: liederen, voor solozang en piano. In 16 jaar had Duparc 13 van zulke liederen naar tevredenheid voltooid, en stopte vervolgens in 1885, toen hij 37 jaar oud was, geheel met componeren. Hij trok zich terug in een rustig familieleven, en hield zich vooral bezig met lezen en het schilderen van acquarellen. Deze stap werd mede veroorzaakt door zijn steeds groeiende hypersensitiviteit. De extreme gevoeligheid, het perfectionisme en de verfijnde artistieke smaak van Duparc is goed te horen in zijn liederen: deze zijn uniek om hun afgewogenheid, subtiliteit en concentratie. Ook de teksten koos hij zorgvuldig, van vooraanstaande dichters als Baudelaire, Gautier en Armand Silvestre. (TC)
Velen associëren Wagners opera's met gesnuif en gebrul van mannen in beestenvellen. Hoe anders is het oordeel van Wagners grootste criticus, de filosoof Nietzsche, die zijn voormalige vriend de 'grootste miniaturist van de muziek' noemt, 'die in de kleinste ruimte een eindeloze hoeveelheid zin en zoetheid perst.' Voor Nietzsche was dit alles een symptoom van decadentie; en toch geeft zijn uitspraak heel mooi weer welke schatten je gaat ontdekken wanneer je je in Wagners wereld begeeft: mysterieuze 'fantasy'-verhalen rond de liefdesdrank van Tristan en Isolde, de speer van Wotan, de vlammenzee rond Brünhilde, het zwaard van Siegfried... Maar de eigenlijke hoofdpersoon is het orkest, dat vanuit de diepte de werkelijke intenties en gevoelens van al die helden met moedercomplexen belicht. Beginnende Wagnerianen doen er goed aan eerst een cd te beluisteren met orkestrale highlights, om zo een beetje in deze complexe, maar fascinerende wereld thuis te raken. (HJ)