Met Wozzeck van Alban Berg (1885-1935) kwam de ontwikkeling van de opera onbedoeld in nieuw vaarwater terecht. Niet alleen was het de eerste atonale opera in de muziekgeschiedenis, tegelijk bleek ook dat moderne muziek wel degelijk toegankelijk kon zijn. In 1914 werd het toneelstuk Wyozeck van de jonggestorven Oostenrijkse schrijver en politiek activist Georg Büchner (1813-1837) in Wenen opgevoerd.
Berg bevond zich onder de toeschouwers en werd direct gegrepen door het toneelstuk. Hoofdpersonage is de arme soldaat Wozzeck die wordt uitgebuit door zijn meerderen en uiteindelijk het onderspit delft. De première van de opera Wozzeck in 1925 was een doorslaand succes, niet in de laatste plaats doordat de muziek naadloos aansloot bij de intens dramatische handeling. De muzikale ambiguïteit, balancerend tussen tonaliteit en atonaliteit, bleek een perfecte metafoor te zijn voor de emotionele en mentale gesteldheid van de hoofdpersoon. Ondanks het feit dat Berg de tonaliteit achter zich liet is de structuur van het werk niet willekeurig en ligt aan de opera een strikt en doorwrocht plan ten grondslag. Elk van de drie aktes in onderverdeeld in vijf scènes, die zijn opgebouwd in analogie met klassieke muzikale vormen als passacaglia en rondo. Deze uitgebalanceerde structuur van het werk moest de muziek eenzelfde soort samenhang verlenen als de traditionele tonaliteit ooit had gedaan. (JWvR)meer