In het voorjaar van 1954 vond een publiek debat plaats over de symfonie die Shostakovich een jaar daarvoor had geschreven. De componist opende het debat met bevreemdende zinnen als: 'Wat het derde deel betreft denk ik dat het idee als geheel niet bepaald slecht gerealiseerd is, hoewel ook in dit deel enerzijds enkele langere passages zitten en anderzijds iets lijkt te ontbreken. Graag zou ik de
… mening van de kameraden hierover willen horen' (ontleend aan de Shostakovich biografie van Krzysztof Meyer). De symfonie waar het in deze discussie over ging, Shostakovich' Tiende, klinkt zowel eenvoudig als indrukwekkend. Een knap gecreĆ«erde spanningsboog typeert het sombere openingsdeel, waarmee Shostakovich met sobere middelen de aandacht een krap halfuur weet vast te houden. Met de grimmigheid van het daaropvolgende Allegro bereiken we het hart der duisternis. De 'bekentenis' van de componist dat het hier zou gaan om een portret van Stalin, wordt niet door iedereen even serieus genomen. Toch zou deze bewering best waar kunnen zijn, want de symfonie werd pas in de openbaarheid gebracht nadat Staling was overleden. In het derde deel citeert Shostakovich zijn initialen D.Sch als D-Es-C-H (= b). Pas in het laatste deel verdwijnt het pessimisme. Met tamelijk pretentieloze middelen eindigt het werk in een opgeruimde stemming, alsof het leven na de dood van de gevreesde Stalin gewoon doorgaat. (HJ)meer