Vanwege zijn op volksmuziek gebaseerde vroege orkestwerken (Symfonische Variaties en Concert Voor Orkest) wordt Witold Lutoslawski nog wel eens de Poolse Bartók genoemd. Toch was het juist in zijn Musique Funèbre À La Mémoire Béla Bartók (1958) dat hij nieuwe wegen insloeg. Een radio uitzending van John Cage’ Concerto For Piano maakte grote indruk. Onder invloed van diens ideeën liet
… Lutoslawski in sommige passages van zijn composities meer vrijheid aan de spelers. Daarmee stond Lutoslawski in één klap samen met Penderecki en Panufnik middenin de Poolse avant-garde. Grote caleidoscopische composities als de Tweede Symfonie en het Livre Pour Orchestre zagen het licht. Stuk voor stuk werken met een soms hallucinerende klankrijkdom. In dezelfde tijd componeerde Lutoslawski ook twee grote vocale cycli waarin hij bij Ravel en Debussy aanknoopt. Vooral Debussy’s adagium dat muziek begint waar het woord eindigt, vond gehoor in bijzonder fijnzinnige composities als Paroles Tisées (1965) en Les Espaces Du Sommeil (1975). Lutoslawski’s ervaringen als bevlogen dirigent van eigen werk droegen ertoe bij dat zijn componeerstijl zich aan het einde van jaren zeventig verder verfijnde, zoals in de Derde Symfonie. De charmante cyclus Chantefleurs Et Chantefables (1990) is ongetwijfeld een van Lutoslawski’s toegankelijkste late werken. Opnieuw met een dikke knipoog naar de Franse muziektraditie. (JWvR)meer