Aanvankelijk was Bruckner slechts een kundig organist uit de provincie, met een obsessie voor diploma’s in de muziektheorie. Totdat hij de muziek van Wagner leerde kennen! Dankzij Wagners Tannhäuser begreep hij dat grote muziek niet het gevolg is van schoolse regels, maar juist van het doorbreken van die regels. Dit inzicht bevrijdde Bruckner niet alleen, het leverde hem ook geduchte vijanden
… op. Zoals de anti-Wagneriaanse criticus Hanslick. De vete duurde zeker tot en met de Weense première van Bruckners Zevende Symfonie, door Hanslick getypeerd als een eindeloze vlakte van duisternis, verveling en overdreven geëxalteerdheid. Niettemin deed deze symfonie het tij keren, want zelfs Hanslick moest erkennen dat het publieke succes ongekend was. Toch bleef Bruckner geplaagd door onbegrip. Zijn magnum opus, de Achtste Symfonie (1884-1887), werd afgewezen door dirigent Hermann Levi, waarna een moeizame periode van herziening begon. De moeite werd echter beloond, want de première in 1892 was opnieuw een van Bruckners weinige triomfen.(HJ)meer