Pop als zelfstandig genre binnen de popmuziek is eigenlijk een kunstmatige categorie. Het omvat alles wat buiten de andere popsoorten valt, maar bezit daarmee toch min of meer eigen kenmerken. In pop ligt de nadruk op het liedje. Compositie, melodie en productie zijn belangrijker dan stijl en inhoud. Pop ligt goed in het gehoor en spreekt idealiter een massapubliek aan. Onder haar beoefenaars treffen we dan ook veel hitmakers aan, uiteenlopend van The Beatles tot Michael Jackson, en van Simon & Garfunkel tot de Spice Girls.
Reggae is lome, van oorsprong Jamaicaanse dansmuziek, via ska en rocksteady ontstaan uit een fusie van New Orleans rhythm & blues en diverse Afro-Caribische muziekstijlen als calypso, mento en rumba. Kenmerkend voor reggae is de offbeat, waarbij het ritmische accent valt op de derde tel van de vierkwartsmaat. De instrumentale dub, ritmetracks met ruimtelijke geluidseffecten, vormen aanvankelijk de b-kanten van de reggaesingles. Later groeit het genre, aan de vaardige hand van Lee Perry en King Tubby, uit tot een volwaardig subgenre. De variant waar wordt gerapt (‘toasting’) over oudere tracks wordt dancehall genoemd. De combinatie met hiphop en digitale techniek levert ragga(muffin) op, de combinatie met latinritmes en hiphopbeats wordt reggaeton genoemd. Zowel ragga als reggaeton kenmerken zich door de expliciete teksten waarin de performer opschept over seks en geweld.