Pop als zelfstandig genre binnen de popmuziek is eigenlijk een kunstmatige categorie. Het omvat alles wat buiten de andere popsoorten valt, maar bezit daarmee toch min of meer eigen kenmerken. In pop ligt de nadruk op het liedje. Compositie, melodie en productie zijn belangrijker dan stijl en inhoud. Pop ligt goed in het gehoor en spreekt idealiter een massapubliek aan. Onder haar beoefenaars treffen we dan ook veel hitmakers aan, uiteenlopend van The Beatles tot Michael Jackson, en van Simon & Garfunkel tot de Spice Girls.
Zuid-Spaanse volksmuziek, die gekenmerkt wordt door complexe ritmes, ingenieus gitaarspel en aangrijpende zang. Geen enkele flamencoliefhebber zal genoegen nemen met bovenstaande definitie en gelijk hebben ze. Meer dan een combinatie van muziek en dans is flamenco een kunstvorm, die zo diep geworteld zit in de Spaanse cultuur, dat deze voor buitenstaanders moeilijk vatbaar is. Flamenco is ontstaan uit een fusie van zigeunermuziek, Sefardische Joden en Arabieren, die zich in de heuvels van de Zuid-Spaanse provincie Andalusië hadden gevestigd. Hoewel flamenco nauw verweven is met de zigeunercultuur (Spaans: gitanos), wordt deze inmiddels door een even groot aantal niet-zigeuners gespeeld. Flamenco uit zich in drie vormen: de dans, het lied en het gitaarspel. De artiesten streven ernaar 'duende' te bereiken, een soort extase waarin de artiest het publiek meeneemt. Voor de meeste Spanjaarden is Camarón de la Isla (1950-1992) onbetwistbaar de beste flamencozanger die het land gekend heeft. Hij werd begeleid door gitaargrootheden Paco de Lucia en later Tomatito. Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw vormt flamenco vaak de basis voor experimenten met andere muziekstijlen. Ketama, Paco de Lucia en Ojos de Brujo wisten extra dimensies toe te voegen aan de oude overlevering. In Barcelona ontstond een simpelere variant: de rumba Catalana. De Gipsy Kings hebben deze vorm wereldwijd bekend gemaakt.