Pop als zelfstandig genre binnen de popmuziek is eigenlijk een kunstmatige categorie. Het omvat alles wat buiten de andere popsoorten valt, maar bezit daarmee toch min of meer eigen kenmerken. In pop ligt de nadruk op het liedje. Compositie, melodie en productie zijn belangrijker dan stijl en inhoud. Pop ligt goed in het gehoor en spreekt idealiter een massapubliek aan. Onder haar beoefenaars treffen we dan ook veel hitmakers aan, uiteenlopend van The Beatles tot Michael Jackson, en van Simon & Garfunkel tot de Spice Girls.
Onder downtempo wordt een mix van ambient, triphop en techno verstaan, ofwel: sfeervolle en soms ronduit wollige dance die niet direct volle dansvloeren trekt, maar eerder thuis wordt gedraaid. Ondanks de geringe dansbaarheid wordt het toch gezien als vorm van dance, omdat het gebruik maakt van dezelfde productietechnieken. Zeker in de jaren negentig was deze muziek erg populair met Air, Portishead en Massive Attack als belangrijke boegbeelden. Er werden zelfs bars en cafés geopend waar de bezoeker kon ‘loungen’, ontspannen op rustige klanken. Toen men voldoende uitgerust was vervloog deze hype weer maar in de underground is deze muziek, nu vaak onder de noemer chill out, nog zeer populair.
Combinatie van funk en jazz met hiphopbeats en latinritmes, eind jaren tachtig voortgekomen uit de clubrevival van oude jazz- en funkplaten (rare grooves). Het samplen van jazz en funk, met als doel een hook of groove voor een nieuw nummer te vinden, wordt ook wel acid jazz genoemd. Het genre was vooral populair in Engeland waar groepen als Incognito, Jamiroquai en Brand New Heavies in de jaren negentig goede sier maakten met een soepel jazzfunk-geluid. Jazzdance deelt veel stijlkenmerken met fusion en jazzrock, al is jazzdance (door het gebruik van dansbare drumloops) meer gericht op de dansvloer. Jazzdance is ook verwant aan nu-jazz, maar binnen nu-jazz meer ruimte voor elektronische instrumenten en is daardoor meer gericht op het experiment.