Pop als zelfstandig genre binnen de popmuziek is eigenlijk een kunstmatige categorie. Het omvat alles wat buiten de andere popsoorten valt, maar bezit daarmee toch min of meer eigen kenmerken. In pop ligt de nadruk op het liedje. Compositie, melodie en productie zijn belangrijker dan stijl en inhoud. Pop ligt goed in het gehoor en spreekt idealiter een massapubliek aan. Onder haar beoefenaars treffen we dan ook veel hitmakers aan, uiteenlopend van The Beatles tot Michael Jackson, en van Simon & Garfunkel tot de Spice Girls.
Onder downtempo wordt een mix van ambient, triphop en techno verstaan, ofwel: sfeervolle en soms ronduit wollige dance die niet direct volle dansvloeren trekt, maar eerder thuis wordt gedraaid. Ondanks de geringe dansbaarheid wordt het toch gezien als vorm van dance, omdat het gebruik maakt van dezelfde productietechnieken. Zeker in de jaren negentig was deze muziek erg populair met Air, Portishead en Massive Attack als belangrijke boegbeelden. Er werden zelfs bars en cafés geopend waar de bezoeker kon ‘loungen’, ontspannen op rustige klanken. Toen men voldoende uitgerust was vervloog deze hype weer maar in de underground is deze muziek, nu vaak onder de noemer chill out, nog zeer populair.
Een big band is een groot jazzensemble (minimaal tien musici), meestal bestaande uit een ritmesectie (drums, bas, piano en gitaar), kopersectie (trombones en trompetten) en een rietsectie (saxofoons). Big band muziek wordt meestal geassocieerd met het swing-tijdperk, dat daarom ook wel de ‘big band era’ wordt genoemd. Er zijn echter ook vele big bands te noemen die andere jazzstijlen spelen, bijvoorbeeld bebop (Dizzy Gillespie), cool jazz (Shorty Rogers), hard bop (Gerald Wilson), free jazz (Sun Ra) en jazzrock (Maynard Ferguson).