In 2000 dook Coldplay plotseling op, schijnbaar uit het niets, met hun succesvolle debuutalbum Parachutes en de wereldwijde hitsingle Yellow. Doorgaans werd de band op één hoop geveegd met andere britpopbands, maar Coldplay koos, net als Travis, voor meer bedachtzame melodieuze pop. Daarin week de groep af van de masculiene stadionrock van bands als Oasis. Misschien was Coldplay daarom wel een van de weinige Engelse bands die erg succesvol waren in Amerika. Coldplay bewees dat simpele, rechtdoorzee poprock nog steeds aan kan slaan in deze ‘post-alles’ 21e eeuw.
meer
Als één van de weinige bands van haar generatie weet Live het grote gebaar terug te brengen in de popmuziek. Door deze kwaliteit wordt Live vaak vergeleken met U2, al heeft de band muzikaal meer weg van REM en de Beatles. Het vermogen grote massa's te bespelen maakt de groep tot de ideale festivalband. Zanger en songschrijver Ed Kowalczyk schrijft meeslepende rocksongs met als belangrijkste doel het publiek te inspireren. Deze bijna messiaanse aspiraties maken hem een makkelijk doelwit voor de critici. Feit is dat een goed concert van Live een bijna spirituele ervaring is. Het publiek draagt Live ondanks de kritiek op handen, waardoor een plek op Pinkpop 2002 meer dan terecht is. Daarnaast staat de band geprogrammeerd op zowel de edities 2002 als 2003 van Lowlands. (MS)
Beck Hansen verscheen vanuit het niets aan het popfirmament met de ijzersterke single Loser, die naar verluidt met zeer beperkte middelen in één middag was opgenomen. Volgens Beck was het zijn eerste poging tot een hiphopnummer, iets waarmee hij in de tekst de draak mee steekt. Het voor een habbekrats opgenomen videoclipje was niet van MTV af te slaan en Beck werd het toppunt van 'cool' voor alternatieve jongeren. Op de cd Mellow Gold (1994) mixte hij een veelvoud van stijlen en lardeerde het met grappige, onnavolgbare teksten. Datzelfde jaar verraste hij zijn fans met het sobere folkalbum One Foot in The Grave, een terugkeer naar zijn roots als straatmuzikant. Het derde album Odelay (1996) was een hoogtepunt in zijn nog jonge oeuvre. In topliedjes als Where It's At, The New Pollution en Devil's Haircut smeedde hij op een geniale manier uiteenlopende stijlen als hiphop, rock, folk, dance en blues tot een uniek geheel. Beck weigert vervolgens om in een keurslijf te raken en maakt achtereenvolgens de rustige rootsplaat Mutations (1998), de uitbundige funkplaat Midnight Vultures (1999) en het weemoedige Sea Change (2002). Beck blijft zijn publiek uitdagen en vertrouwt bij iedere plaat op zijn intuïtie.
The Jayhawks breken door in 1989 met een heruitgave van het album Blue Earth, een plaat die vier jaar eerder geruisloos (en zonder titel) was verschenen. In de begin jaren bestaat de band uit het viertal Marc Perlman, Thad Spencer, Mark Olson en Gary Louris. Na diverse wisselingen in de samenstelling zijn alleen de twee laatstgenoemden nog in de huidige band actief die tegenwoordig als vijftal opereert. De typerende countryrock die de band de eerste vijftien jaar maakt ruilt het met het album Smile rond de eeuwwisseling in voor een typisch popgeluid. Het blijkt geen succes, waarna de mannen uit Minneapolis terugvallen op het oude countryrock concept met de albums Rainy Day Music (2003) en Mockingbird Time (2011).
Ontstaan uit de resten van de Amsterdamse groep Stampei, wist De Dijk tijdens de eerste Nederlandstalige golf begin jaren tachtig zijn eerste bekendheid te vergaren. Bloedend Hart was de eerste single waarop de rock-‘n-soul van de band tot volle wasdom kwam. De Amerikaans aandoende muziek kreeg een extra dimensie door de grootsteedse, romantische teksten van voorman Huub van der Lubbe. Tot de topgroepen hoorde De Dijk, dat zich vernoemde naar de beruchte Amsterdamse straat de Zeedijk, toen nog niet. Dat kwam pas jaren later, toen de groep zich door eindeloos op te treden een loyale aanhang had verworven, wat zich vertaalde in steeds betere verkoopcijfers voor de albums en de eerste echte top 40-hit in 1987 (Mag Het Licht Uit).
Samen met The Scene behoorde De Dijk tot de voorlopers van de tweede Nederlandstalige golf in de jaren negentig. Maar ook veel van de grote namen uit die tijd (Volumia!, De Kast) wist De Dijk uiteindelijk te overleven. Door regelmatig een ‘sabbatical’ in te lassen wist de band te voorkomen dat hij in een sleur terecht kwam. In 2006 vierde de band zijn 25-jarig jubileum met de gevleugelde woorden: We Beginnen Pas.
In de loop van de tijd veranderde het geluid van John Hiatt met de smaak van zijn luisteraars mee. Toen hij midden jaren zeventig voor het eerst van zich liet horen was hij een typische singer/songwriter, daarna een Elvis Costello-achtige rocker om uiteindelijk uit te groeien tot een icoon van de progressieve country. In alle stijlen herkennen we de hand van een begenadigd songschrijver die goed overweg kan met gevoelige ballades én vlammende rocksongs.
Barry Hay is de personificatie van de Haagse lefgozer. Als hij halverwege de jaren zestig overstapt van The Haigs naar The Golden Earrings is dat een enorme impuls voor laatstgenoemde band. Hay's beheersing van de Engelse taal, opgedaan in een internaat, betekent dat de kwaliteit van de songteksten met sprongen vooruit gaat. Zozeer dat in het volgende decennium met Radar Love een heuse Amerikaanse top tien hit wordt gescoord, waarna tournees met grote Engelse en Amerikaanse bands volgen. Zijn extraverte persoonlijkheid maakt hem tot een typische frontman van een rockband in de jaren zeventig en hij geniet met volle teugen van de excessen van het rockleven. Toch heeft Hay nooit de stap naar een solocarrière kunnen (of willen) maken. De geflopte soloplaten en het mislukte avontuur met de Metropole Big Band in 2008 bewijzen keer op keer dat Hay vooral tot zijn recht komt met zijn vaste band Golden Earring.
Band van broer en zus Bettens uit het Vlaamse Kapellen die tussen 1995 en 2003 de sterrenstatus bereikt. Albums Paradise In Me en Cocoon Crash staan hoog in de albumlijsten en de band speelt op alle podia in binnen- en buitenland. Het geluid van de band is stevig, met name door het gebruik van drie gitaristen. In 2000 verschijnt het voorlopig laatste album, Almost Happy en in 2003 stopt de band ermee. In 2010 verschijnt er plots nog een album, Echo Mountains, gevolgd door een succesvolle tour. Zowel Gert als Sarah Bettens hebben hun eigen carrière. Sarah Bettens woont al sinds jaar en dag in de Verenigde Staten en Gert werkt vanuit België, met zijn band Woodface.
In de late jaren zeventig vormde Joe Jackson samen met Elvis Costello en Graham Parker, de heilige drie-eenheid van Angry Young Men. Alle drie de heren schreven afzonderlijk van elkaar korte, scherpe popsongs die prima aansloten bij de muziek van die tijd. Joe Jackson brak uit het new wave-korset en toonde al snel een veelzijdig artiest te zijn. Hij wist jump blues (op Jumpin’ Jive), latin (op Night And Day) en orkestrale composities naar zijn vakkundige hand te zetten.
Het verhaal van The Stereophonics (uit Wales) laat zich vergelijken met de Nederlandse rocktrots Kane. Beide bands worden in eigen land zwaar bekritiseerd maar halen fenomenale verkoopcijfers. Een ander punt van overeenkomst is dat de successen ophouden aan de landsgrenzen, al wist Stereophonics met Just Enough Education To Perform nog net een gouden plaat in Nederland te halen (goed voor 40.000 verkochte exemplaren). De groep staat voor oerdegelijke rock en soul, in dezelfde traditie als Black Crowes en The Faces. Belangrijkste troef is de schuurpapieren stem van Kelly Jones, die in niets voor Rod Stewart of Joe Cocker onder doet. De bandarrangementen zijn simpel maar staan als een huis en zetten gegarandeerd elke club op zijn kop. Daarnaast voelen The Stereophonics zich evenzeer thuis in soulvolle ballades. Met deze oerdegelijke aanpak wist deze hardwerkende band in de loop van de jaren negentig uit te groeien tot één van de meest geliefde acts van Groot-Brittannië.
Tom Jones groeide op in Wales als zoon van een mijnwerker. Hij leerde zingen in het kerkkoor en in de kroeg. Als zanger van de beatgroep Tommy Scott & The Senators werd hij ontdekt door producer Joe Meek, maar Jones boekte pas successen aan de hand van manager Gordon Mills. Zijn robuuste stem en goede looks brachten miljoenen vrouwen in vervoering en nummers als Green Green Grass Of Home en What’s New Pussycat waren midden jaren zestig grote hits. Jones verhuisde naar de Verenigde Staten en speelde in de jaren tachtig vooral grote glamourshows in Las Vegas. Na een wat minder periode dook Jones eind jaren tachtig weer op met de Prince-cover Kiss, een samenwerking met The Art of Noise. In 1999 raakte Jones opnieuw de jackpot met Reload, een album vol met duetten. Hij scoorde grote hits samen met The Cardigans en The Stereophonics en Mousse-T (de nummer 1-hit Sex Bomb).