Trompettist John Birks “Dizzy” Gillespie was een van de grondleggers van de bebop. Gillespie (1937, Cheraw, South Carolina) speelde trompet in bigbands van achtereenvolgens Teddy Hill en Cab Calloway. In nachtelijke jamsessies in Minton's Playhouse in New York overschreed hij samen met gelijkgestemden als saxofonist Charlie Parker, pianist Thelonious Monk en drummer Kenny Clarke de grenzen van de swing door te experimenteren met harmonische vernieuwingen, complexe thema’s, hoge tempo’s en verrassende ritmische accenten. Gillespie, tegelijkertijd de leidende theoreticus en grootste entertainer van de bebop, leidde eigen combo’s en een bebopbigband. Hij voegde meer en meer Afro-Cubaanse elementen toe aan de bebop en werd zo een wegbereider voor de latin jazz. Zijn karakteristieke verschijning met schuin omhoog gebogen trompet en enorm uitpuilende wangen deden haast vergeten dat hij een virtuoos trompettist was.
Vanaf de jaren zestig groeide de Zuid-Afrikaanse zangeres Mariam Makeba uit tot dé stem die zich verzette tegen het Apartheid-regime van haar vaderland. Na een optreden in Italië besloot ze niet terug te gaan en leidde ze een zwervend bestaan over de hele wereld. Met haar teksten en muziek profileerde de zangeres zich als zwart en zelfbewust. Haar huwelijk met Black Power-voorman Stokeley Carmichael zorgde voor opschudding in de Verenigde Staten en het echtpaar verhuisde naar het West-Afrikaanse Guinee. Na de val van het Apartheid-regime werd de zangeres binnengehaald als een teruggekeerde koningin. Die aandacht én haar samenwerkingen met Harry Belafonte, Paul Simon en Nina Simone zorgden er voor dat Makeba ook in het Westen onder de aandacht van een groot publiek kwam. Ze overleed op 10 november 2008 op 76-jarige leeftijd aan in hartaanval na een optreden in Italië.