Singer/songwriters zijn hoofdzakelijk door folk en/of country geïnspireerde troubadours, wier werk voornamelijk persoonlijk en bespiegelend van aard is. Ze opereren vrijwel altijd alleen, en maken ook in de studio slechts spaarzaam gebruik van instrumentale begeleiding, vaak bestaande uit niet meer dan akoestische gitaar of piano. Hun zelfgeschreven nummers zijn in tegenstelling tot die van folkartiesten minder traditioneel en gaan hoofdzakelijk over zichzelf. Voordat Bob Dylan zijn intrede deed was het binnen de popmuziek normaal dat zangers en zangeressen hun liedjes kochten van uitgeverijen die op hun beurt de nummers lieten schrijven door professionele liedjesschrijvers. Dylan liet zien dat een schrijver best zijn eigen liedjes kon zingen en als moderne bard succesvol door het muzieklandschap kon trekken. Opvallend is dat de rustieke singer/songwriter juist in het digitale tijdperk (vanaf midden jaren negentig) populairder lijkt dan ooit tevoren.
Verzamelnaam voor alle rock-‘n-roll-gerelateerde stijlen die in de jaren zestig opgang doen: beat, surf, garagerock, psychedelica, acidrock, westcoast en underground. Ook latere beoefenaars van (revivals van) deze stijlen vallen onder deze term. De doorbraak van The Beatles in Amerika was het startsein voor de zogenaamde ‘Britse invasie’ die er voor zorgde dat Britse bands jarenlang de populaire muziek domineerden. Deze groepen baseerden zich op ‘zwarte’ Amerikaanse muziek maar vervingen de complexe ritmes door een eenvoudige beat en voegden er Europese melodieën en harmonieën aan toe. Met de opkomst van de geluidstechnologie begonnen deze groepen (en hun Amerikaanse navolgers) te experimenteren met overdubben, feedback, oversturing en andere effecten, wat het begin inluidde van psychedelica, acidrock en hardrock. Zoals in Engeland een tweedeling bestond tussen Londen (rhythm & blues) en Liverpool (merseybeat), zo waren er in Amerika duidelijke verschillen tussen Los Angeles en San Francisco (surf, westcoast) en New York (folkrock, underground).