Howlin’ Wolf (echte naam: Chester Burnett) geldt als één van de meest belangwekkende bluesartiesten ooit. De, ook in letterlijke zin, grote zanger/gitarist was een belangrijke inspiratiebron voor onder meer The Rolling Stones, Led Zeppelin, The Doors en Eric Clapton, die allen in zijn catalogus grasduinden. Burnett werd in 1910 geboren in Mississippi en trok, net als veel andere Afro-Amerikanen, noordwaarts voor werk. In Chicago werkte hij samen met songschrijver Willie Dixon en nam hij op voor het legendarische Chess Records. Mede door zijn stabiele persoonlijkheid was ‘Wolf’ één van de weinige bluesmuzikanten die niet berooid eindigde. Burnett overleed in 1976.
Als er één man symbool kan staan voor de ontwikkeling van de blues, dan is dat Muddy Waters wel. Waters werd in 1913 als McKinley Morganfield geboren op het platteland van Mississippi. Daar speelde hij akoestische blues die in 1941 werd vastgelegd door Alan Lomax, de bekende verzamelaar van volksmuziek. In 1943 vertrok Waters naar Chicago waar hij een belangrijke rol speelde bij het ‘electrificeren’ van de blues. Aan zijn hand groeide de blues uit luid verstrekte stadmuziek. Waters bekendste nummers (Hoochie Coochie Man, Mannish Boy) werden door veel bekende artiesten gecoverd zoals The Rolling Stones en de Allman Brothers Band. Waters overleed in 1983. Zijn zoon Big Bill Morganfield zette het vak voort.
Bo Diddley wordt beschouwd als een van de grondleggers van de rock-’n-roll, met een geluid dat reeds op zijn allereerste single Bo Diddley (gebaseerd op het slaapliedje Hush Little Baby) zijn definitieve vorm had gevonden. Met zijn rechthoekige Gretschgitaar, een volumepedaal en wat maracas produceerde hij daarop een metaalachtige percussieve beat, die door volgers als The Rolling Stones (Mona, Not Fade Away), Buddy Holly (Not Fade Away) en The Band (Who Do You Love?) nadrukkelijk zou worden gekopieerd. Zoals zoveel rockers van het eerste uur wist hij geen aansluiting te vinden bij de trends die volgden en belandde in het 'golden oldies'-circuit. Het respect onder zijn collega’s bleef onverminderd groot. Zoals Tom Petty het uitdrukte: “Elvis is king, but Bo Diddley is daddy.“
Bobby Womack (Cleveland 1944-2014) werd ontdekt door Sam Cooke en groeide in de jaren zeventig uit tot één van de grootste soulzangers van zijn generatie. Aanvankelijk richtte hij zich op een carrière als liedjesschrijver en sessiemuzikant. Zo schreef hij It’s All Over Now, een hit voor de Rolling Stones. Na een glorieperiode in de jaren zestig raakt Womack in de jaren tachtig steeds meer uit beeld. In 1997 stond Bobby opnieuw in de spotlights toen zijn nummer Across 110th Street een prominente plaats kreeg op de soundtrack van de succesfilm Jackie Brown en werkte hij samen met twee beroemde liefhebbers van zijn muziek: Mos Def en Damon Albarn.