Kleinkunstenaar Stef Bos maakt zich onsterfelijk met het liedje Papa uit 1991, dat menig vader en zoon een brok in de keel heeft bezorgd. Daarvoor is hij al enige tijd werkzaam als liedjesschrijver, vooral in Vlaanderen. Dat is ook het land dat hem als eerste omarmt, maar Nederland gaat uiteindelijk ook overstag. Toch blijft Bos een buitenbeentje in het Nederlandse theatercircuit. Liever slaat hij zijn vleugels uit, bij voorkeur naar Zuid-Afrika, waar hij vele muzikale rondreizen maakt en samenwerkt met lokale artiesten. Als in 2004 zijn eerste bundel met liedteksten verschijnt (Gebroken Zinnen), wordt er ook een Zuid-Afrikaanse versie op de markt gebracht. Hetzelfde gebeurt met zijn platen. Door Stefs betrokkenheid vindt de muziek van Zuid-Afrikaanse artiesten als Amanda Strydom en Johannes Kerkorrel ook voorzichtig weerklank in Nederland.
De Nijmeegse troubadour Frank Boeijen scoort eind jaren tachtig, op het hoogtepunt van de eerste Nederlandstalige golf, met zijn Frank Boeijen Groep een reeks puike hits, die zich onderscheidden door een poëtische inslag en een hoog maatschappelijk bewustzijn. Vooral Zwart Wit (over de gewelddadige dood van Kerwin Duinmeijer) en Kronenburg Park (over prostitutie) snijden voor popmuziek ongebruikelijke onderwerpen aan, en behoren tot de absolute klassiekers van de Nederpop. Na het uiteengaan van zijn band ontwikkelt Boeijen zich langzaam verder als soloartiest, en wordt een graag geziene gast in de Nederlandse theaters. Zijn profiel dreigt dan wat te verbleken. Zijn invloed op de Nederpop is onomstreden, zo drukte hij onmiskenbaar een stempel op het werk van een groep als Bløf.