Tijdens de zestien jaar dat Chailly dirigent van het Concertgebouworkest was, klonk er nog al eens gemor van de kant van publiek, orkestmusici en pers. Van Chailly werd uiteraard verwacht dat hij de Amsterdamse Bruckner- en Mahlertradities zou voortzetten, maar het duurde wel even voordat deze eigenzinnige interpreet daarmee respect wist af te dwingen. Chailly trachtte zelfs aansluiting te vinden
… bij de geromantiseerde passievertolkingen van Mengelberg, maar na de van vernislagen ontdane uitvoeringen van Harnoncourt tot Herrewege zat niemand daar meer op te wachten. Chailly's afscheid kwam dus niet als een verrassing; ironisch genoeg heeft dit afscheid hem populairder gemaakt dan ooit. De door Q Disc uitgegeven box met dertien cd's en een extra DVD maakt duidelijk waarom: deze ruime selectie geeft een fraai overzicht van het soort repertoire waaraan Chailly zijn naam heeft verbonden: Luciano Berio (o.a. de Folk Songs met Jard van Nes), Alexander von Zemlinsky, Igor Stravinsky (waaronder Agon en Pulcinella op DVD), Paul Hindemith, Tristan Keuris, Peter Schat (De Hemel), Theo Verbey (als orkestrator van Alban Bergs Sonate op.1) en uiteraard Edgar Varèse. 'Het repertoire uit de twintigste eeuw hielp inderdaad om dichter naar elkaar te groeien (…) Men was bang voor deze muziek; het publiek, de musici, het management. Ik was op dit punt heel streng, maar ik geloofde er heilig in dat het mogelijk was om de mentaliteit te veranderen', aldus Riccardo Chailly tegenover het dagblad Trouw. (HJ)meer