Sinds zijn dood is Dufay vrijwel steeds beschouwd als één van de belangrijkste componisten uit de vijftiende eeuw. In zijn leven als componist en zanger heeft Dufay, zoals zo velen in zijn tijd, flink door Europa gereisd, hoewel hij de meeste jaren doorbracht in Kamerijk/Cambrai, in noord-Frankrijk. Al vroeg bleek Dufay een getalenteerde musicus en veelbelovende componist: al op zijn veertiende kreeg hij de nodige ondersteuning, en dure kado’s, van de plaatselijke Kathedraal. Hij zou nooit een universitaire opleiding doen, maar wist wel goede posities binnen de Kerk te bemachtigen, zodat hij zich doorgaans in de betere kringen kon begeven. Dufay componeerde in alle belangrijke genres van zijn tijd, van grootse motetten en intieme chansons tot liturgische muziek. Dufay’s stijl is verbazend consistent, en er zijn weinig grote veranderingen in zijn composities te bemerken. De enige ontwikkeling die te ontwaren is, is dat hij in zijn jongere jaren wat kortere en ritmisch markante melodieën schreef, en later in zijn leven steeds vloeiender en mildere muzikale lijnen gebruikte. Zijn motetten en de Missa Se la face ay pale werden het bekendst – en nog steeds de moeite waard. (TC)
Velen kennen Heinrich Isaac vooral van zijn twee beroemde zettingen van ‘Innsbruck, ich muss dich lassen’. Isaac is echter de auteur van een enorm oeuvre, waarmee hij al snel faam verwierf. Isaac werd in Vlaanderen geboren en had een goede opleiding, ondanks het feit dat hij geen kerkelijke carrière opbouwde (ongebruikelijk voor iemand van zijn statuur!). Hij was getrouwd maar bleef waarschijnlijk zijn levenlang kinderloos. Isaacs loopbaan liep uitermate voorspoedig, bij twee van de belangrijkste werkgevers van zijn tijd: na een positie rond de legendarische Italiaanse Medici-familie werd hij hofcomponist bij koning Maximiliaan I. Heinrich Isaac is vooral invloedrijk gebleken door zijn miscomposities. Hij schreef maar liefst 36 missen, velen ervan gebaseerd op traditionele gregoriaanse melodieën. Daarnaast wilde hij met zijn monumentale ‘Choralis Constantinus’ voor alle zondagen van het jaar misgezangen schrijven, maar helaas bleef het project onvoltooid. Isaac schreef verder nog vele motetten en liederen, waarmee duidelijk wordt hoe ongelofelijk productief en veelzijdig hij was. Deze creatieve energie en werklust blijkt ook uit een opmerking van een potentiële werkgever, die zei dat Isaac componeerde als hem dat gevraagd werd en niet slechts als hij dat zelf wilde, zoals Josquin... (TC)
Adrian Willaert is te zien als een soort scharnierpunt naar de muziek van de late Renaissance en vroege Barok. Geboren in Rumbeke, ging hij snel na zijn opleiding naar Italië. Daar werkte hij kort in Ferrara, om zich vervolgens te vestigen in Venetië, waar hij tot zijn dood voor de grote San Marco Basiliek zou blijven werken – een periode van ruim 34 jaar. Naast zijn activiteiten als musicus en componist gaf hij ook les aan een unieke groep van getalenteerde studenten, onder wie Cipriano de Rore en Costanzo Porta. Centraal in Willaerts oeuvre staan de motetten, vooral die uit de invloedrijke ‘Musica nova’ bundel, uitgegeven in 1559. Enkele jaren daarvoor baarde hij al opzien met meerstemmige composities voor de getijden (zoals vespers), waarin ook hymnen voor het hele kerkelijk jaar te vinden waren. Deze aandacht voor de getijden is opmerkelijk in een tijd waarin componisten zich vooral op muziek voor de mis richtten. Willaert speelde ook een doorslaggevende rol in het ontstaan van het instrumentale ricercare, en was bovendien een belangrijke voorloper voor de meerkorige muziek in Venetië. (TC)
Over het leven en werken van John Dunstable is niet zo veel bekend. Alleen de datum van zijn overlijden is duidelijk beschreven: 1453. Zijn invloed op het muziekleven buiten zijn geboorteland Engeland is groot geweest. De naam Dunstable, ook wel geschreven als Dunstaple, wordt genoemd door de Franse dichter Martin le Franc en de muziektheoreticus Tinctoris. De muziek van componist Guillaume Dufay vertoont veel overeenkomsten met die van Dunstable. Zoals veel van zijn tijdgenoten schreef Dunstable vooral geestelijke werken. Hoewel veel 15e eeuwse werken anoniem zijn gebleven, gaan de onderzoekers er van uit dat hij veel populaire Engelse Carols heeft nagelaten. (LW)
Piano en forte, velen zullen deze muziektermen wel kennen: zacht en hard. De Venetiaanse componist Giovanni Gabrieli gebruikte deze termen voor het eerst in een muziekstuk, rond 1600, in zijn toepasselijk getitelde ‘Sonata pian’ e forte’. Maar Gabrieli is niet alleen hierom bekend: hij was ook nog eens één van de eersten die ‘meerkorige’ muziek schreef, waarbij een vocaal of instrumentaal ensemble in groepen werd verdeeld over de ruimte. Dit moet een spectaculair effect hebben gehad in de gigantische Basiliek van San Marco in Venetië. Met zijn vaak grootse en bedwelmende muziek maakte Gabrieli veel indruk, niet alleen in Venetië maar ook in de rest van Europa, met name in Duitsland. Dit zorgde er voor dat vele componisten hem als docent wilden, waaronder Heinrich Schütz. De twee belangrijkste bundels met Gabrieli’s werk zijn de ‘Sacrae symphoniae’ uit 1597 en de postuum verschenen ‘Canzoni et sonate’ uit 1615. (TC)