Dieterich Buxtehude is bij het grote publiek vooral bekend door Johann Sebastian Bachs bewondering voor zijn orgel- en componeerkunsten: hiervoor reisde Bach naar het noord-Duitse Lübeck, om er maar liefst vier maanden te verblijven. Dit feit zegt iets over de kwaliteit van Buxtehude's kunsten, maar ook over de invloed van Bach op de muziekgeschiedenis - niet alleen die na hem, maar ook vóór hem… De muziek van Buxtehude (van oorsprong een Deen!) blijkt echter ruimschoots op eigen benen te kunnen staan. Buxtehude heeft bijna veertig jaar in Lübeck gewoond en gewerkt, en heeft daar in deze tijd grotendeels het muziekleven bepaald. Beroemd werden zijn zelfbedachte en georganiseerde 'Abendmusiken' - muziekuitvoeringen buiten de kerkelijke liturgie om. Van Buxtehude's vocale muziek is het meeste overgeleverd, en hier is dan ook het beste zijn enorme fantasie en creatieve vrijheid te zien. Als organist was Buxtehude's faam wijd verspreid, en als je zijn orgelpreludes beluistert hoor je snel waarom: ook hier is de variatie enorm. Gecombineerd met een ongekende virtuositeit was hiermee zijn roem snel gevestigd. Dan verbaast het ook niet meer, dat Bach hier een flinke reis voor over had! (TC)
Johann Sebastian Bach mag tegenwoordig dan wel de belangrijkste componist van zijn tijd zijn; in die tijd zelf was Telemann overduidelijk het belangrijkst. Tijdgenoten waren enthousiast over de toegankelijke en kwalitatief hoogstaande muziek van Telemann. Hij deed er bovendien alles aan om bekend te worden: in tegenstelling tot andere componisten liet hij een grote hoeveelheid van zijn muziek uitgeven, om het zo door heel Europa te verspreiden. Er is ook veel meer over Telemanns biografie en persoonlijkheid bekend, omdat hij maar liefst drie autobiografieën produceerde! Het grootste deel van zijn leven woonde Telemann in Hamburg, waar hij een gigantische hoeveelheid cantates maar ook opera’s en kamermuziek componeerde. Bovendien was hij zeer actief als organisator van concerten in de stad. Door zijn omvangrijke oeuvre is het voor de nieuwkomer lastig om te zien waar te beginnen. Voor de vocale muziek is een verzamel-cd met cantates heel geschikt voor een kennismaking; voor zijn instrumentale muziek kan men beginnen bij (een selectie van) zijn Musique de Table. (TC)
De zonen van Bach hadden het niet makkelijk: vader Johann Sebastian was ongetwijfeld streng, en als je compositieambities had, moest je ook nog eens uit de schaduw van de grote Bach zien te blijven. Gelukkig hadden de zoons het muzikale tij mee. Waar de muziek van vaderlief volgens een hardnekkig cliché steeds ouderwetser werd, haakten de meeste zoons aan bij de nieuwste trends van de vroeg-klassieke periode. Oftewel: relatief eenvoudige, melodieuze en niet al te ernstige maar wel gepassioneerde en flitsende muziek. Carl Philipp Emanuel werd de opvallendste Bach-zoon. Zoals alle zoons kreeg hij natuurlijk een gedegen muziekopleiding van zijn vader, en Carl Philipp ontwikkelde zich tot een uitzonderlijk getalenteerde klavier-speler. Daarnaast was hij een productieve componist, en van de zonen was hij het die de kwaliteit van zijn vader het meeste benaderde, ook al was dat in een heel andere stijl. (TC)
Joseph Haydn stond - samen met Mozart en Beethoven - aan de wieg van wat we de Weense klassieke stijl zijn gaan noemen. En toch speelden de eerste decennia van Haydns carrière zich meestal niet in het grote Wenen af, maar in de provincie. Vanaf 1761 was Haydn als (vice-)kapelmeester verbonden aan het hof van Esterházy. Hier zou hij de grondslagen leggen voor twee prestigieuze genres: het strijkkwartet en de symfonie. Na de dood van prins Nikolaus in 1790 kwam Haydn – met behoud van een pensioen – op straat te staan. De ex-kapelmeester was toen echter al zo beroemd dat de risico’s van het vrije ondernemerschap hem niet konden deren. Hij vervolgde zijn loopbaan met twee succesvolle tournees naar Londen. Voor deze tournees componeerde hij zijn laatste 12 symfonieën (nr.93-104). Uit zijn laatste Weense jaren stammen een aantal van Haydns grootste werken: de oratoria Die Schöpfung en Die Jahreszeiten, en de zes missen voor de naamdag van prinses Hermengild. (HJ)
De muziek van Olivier Messiaen is een combinatie van vroom katholicisme, extravagante verbeelding en liefde voor de natuur. Aanvankelijk maakte hij naam met grootschalige cycli (L'Ascension, La Nativité du Seigneur, Les Corps Glorieux, Quatuor pour la fin du temps, Vingt Regards sur l'Enfant-Jésus, Turangalîla-Symfonie) en breedsprakige titels ('Transport de joie d'une âme devant la gloire du Christ qui est la sienne', om een bescheiden voorbeeld te noemen). Bij verschillende gelegenheden lichtte Messiaen zijn bedoelingen toe, waarbij theologie, symboliek, kleur, modi en ritmiek de revue passeerden. Ironisch genoeg wist deze kleurrijke figuur eveneens zijn stempel te drukken op de niet zo kleurrijke avant-garde van de jaren 1950. Met zijn 'Mode de valeurs et d'intensités' (deel 4 van de Quatre études de rythme) wees Messiaen het pad aan dat zijn leerlingen Stockhausen en Boulez verder zou volgen. Veel kenmerkender voor Messiaens eigen ontwikkeling is de integratie van de vogelzang, die hij, gewapend met schetsboek en bandrecorder, opnam in de vrije natuur. Het hoogtepunt van Messiaens oeuvre is, hoe zou het ook anders, de opera Saint François d'Assise. In dit kolossale werk van meer dan vier uur is de langste scène ingeruimd voor een gigantisch vogelkoor, met soorten van Umbrië (het thuisland van de heilige) tot Nieuw Caledonië. (HJ)