Jacob Obrecht zorgde mede voor de goede naam van de Nederlanden in de Renaissance. Obrecht werkte in Bergen op Zoom, Cambrai, Brugge, Antwerpen en uiteindelijk kort in Ferrara, Italië. In zijn vroege werken werd Obrecht sterk beïnvloed door zijn voorgangers, vooral Antoine Busnois en Ockeghem. Zijn werken werden snel grootser, energiek en voortdrijvend. Op een gegeven moment werd zijn muziek echter rustiger en steviger. De periode tussen 1485 en 1491 was een productieve periode: Obrecht schreef vele missen en motetten in een steeds volwassener én gevarieerdere stijl. De volgende periode was er één met een duidelijk nieuwe stijl: Obrechts muziek werd een stuk doorzichtiger. Het ging Obrecht nu minder om een aangename klank en meer om een structuur die goed te volgen is. In de laatste jaren van zijn leven componeerde Obrecht vooral motetten. (TC)
Velen kennen Heinrich Isaac vooral van zijn twee beroemde zettingen van ‘Innsbruck, ich muss dich lassen’. Isaac is echter de auteur van een enorm oeuvre, waarmee hij al snel faam verwierf. Isaac werd in Vlaanderen geboren en had een goede opleiding, ondanks het feit dat hij geen kerkelijke carrière opbouwde (ongebruikelijk voor iemand van zijn statuur!). Hij was getrouwd maar bleef waarschijnlijk zijn levenlang kinderloos. Isaacs loopbaan liep uitermate voorspoedig, bij twee van de belangrijkste werkgevers van zijn tijd: na een positie rond de legendarische Italiaanse Medici-familie werd hij hofcomponist bij koning Maximiliaan I. Heinrich Isaac is vooral invloedrijk gebleken door zijn miscomposities. Hij schreef maar liefst 36 missen, velen ervan gebaseerd op traditionele gregoriaanse melodieën. Daarnaast wilde hij met zijn monumentale ‘Choralis Constantinus’ voor alle zondagen van het jaar misgezangen schrijven, maar helaas bleef het project onvoltooid. Isaac schreef verder nog vele motetten en liederen, waarmee duidelijk wordt hoe ongelofelijk productief en veelzijdig hij was. Deze creatieve energie en werklust blijkt ook uit een opmerking van een potentiële werkgever, die zei dat Isaac componeerde als hem dat gevraagd werd en niet slechts als hij dat zelf wilde, zoals Josquin... (TC)
Alexander Agricola werd in Gent geboren, waar hij zijn jeugd doorbracht en zijn eerste muzieklessen kreeg. Verdere informatie over zijn leven is schaars, maar wel duidelijk is dat hij zowel in de Nederlanden als Frankrijk en Italië actief was. Agricola is één van de belangrijkste componisten van wereldlijke muziek in de vijftiende eeuw, al was hij niet zo productief als sommige van zijn tijdgenoten. Hij schreef ruim tachtig liederen en instrumentale werken, waarin hij zich echter wel compleet kon uitleven. Agricola was een componist van de lange adem, en zijn uitgestrekte werken zijn van een bijna barokke grilligheid. Dit gaf hem in zijn eigen tijd de naam van een wat vreemde eend in de bijt. In tegenstelling tot andere componisten zijn Agricola’s religieuze werken juist weer vrij klein en bescheiden. Zowel deze stukken als zijn grote verzameling wereldlijke werken zijn echter uitermate geschikt om door te grasduinen, mede dankzij het redelijke aantal beschikbare opnames. (TC)
Maar liefst twintig jaar jonger dan Ockeghem is Busnois in meerdere opzichten te zien als de ‘jonge hond’ vergeleken met de ernstige en statige Ockeghem. Busnois was een flamboyant en eigenzinnig type, zeer creatief, energiek maar vermoedelijk ook opvliegend: er gaat een verhaal dat hij een collega-priester in elkaar heeft geslagen… Bovendien wordt nog steeds wel gesuggereerd dat Busnois de auteur is van het beroemde en strijdvaardige thema ‘L’homme armé’. Wat in elk geval wel zeker is, is dat Busnois een geniale musicus en componist was: in zijn tijd werd hij als gelijke van Ockeghem gezien, ondanks hun leeftijdsverschil. Busnois’ Missa L’homme armé is één van zijn meesterwerken, en laat typische Busnois-kenmerken horen: lange melodische, soms spectaculaire stijgende lijnen, contrapuntische hoogstandjes en een enorme gedrevenheid. Dit maakt een tocht door zijn oeuvre (zo’n 75 chansons, 10 motetten en 2 missen) dan ook niet alleen leerzaam maar ook inspirerend. Busnois levert met zijn enthousiasme een goede en toegankelijke inleiding in de polyfone muziek van zijn tijd. (TC)