De twee grote namen die in de 20ste eeuw als 'organiste titulaire' aan de Parijse Nôtre-Dame verbonden zijn geweest zijn natuurlijk Vierne en Cochereau. De jaren tussen het organistschap van deze twee, van 1937 tot 1954, werd vervuld door Léonce de Saint-Martin (1886-1954). Diens aanstelling was destijds zeer omstreden: Saint-Martin was weliswaar door Vierne als vaste vervanger benoemd, maar toen
… hij na diens dood zijn post overnam sprak de Franse organistenwereld daar schande van, omdat in veler ogen Duruflé de enige waardige opvolger met de benodigde statuur zou kunnen zijn. Was Saint-Martin dan werkelijk slechts een tussenpaus? Wie deze cd met koor- en orgelwerken van hem beluistert, kan zich vermoedelijk wel in de toenmalige bezwaren verplaatsen. De "Messe" en het "Magnificat", beide voor koor en twee orgels, zijn weinig opmerkelijke stukken kerkmuziek. Hetzelfde geldt voor de orgelwerken; het "In memoriam" is aardig, maar zowel het "Cantique spirituel" als de "Passacaille" komen niet verder dan eindeloos gebrei, met te lang een irritant luide registratie. Het is in zoverre aardig Pierre Cochereau, die deze stukken uitvoert, te horen spelen op het Nôtre-Dame-orgel, omdat het instrument toen nog in tamelijk originele staat verkeerde - iets waar Cochereau vrij snel na zijn aanstelling een einde aan maakte. Het (niet al te beste) koor is de Maîtrise de Nôtre-Dame. Eerherstel voor Saint-Martin brengt deze opname niet; de vele liefhebbers van deze stijl zullen de uitgave echter verwelkomen, want alternatieven zijn er niet. (JvG)_meer