Als componist Benedetto Marcello om één ding wordt herinnerd, dan vooral om zijn anoniem in 1720 gepubliceerde literaire satire Il teatro alla moda (vrij vertaald ‘Het theater volgens de mode’). Daarin stelt hij met een knipoog misstanden binnen de Venetiaanse opera van zijn tijd aan de kaak. Geldbeluste impresario’s die op de repetitietijd beknibbelen (tijd is immers geld). Zangers die zich
… te buiten gaan aan oeverloze virtuositeit. En tot overmaat van ramp componisten die de klassieke compositieregels aan hun laars lappen. Zo krijgt zelfs tijdgenoot Antonio Vivaldi indirect een veeg uit de pan. Hoe het in zijn ogen dan wel moest? Luister naar de vier solo cantates en de vijf sinfonia’s op dit album. Behaagzieke virtuositeit is zoals te verwachten ver te zoeken. Eerder zet Marcello in op het zo goed mogelijk uitdrukken van de dictie en de gevoelswaarde van de (veelal door hemzelf gedichtte) teksten. Een prachtig voorbeeld is het openingsrecitatief van de cantate Qual Turbine Improvviso, waarin Marcello het huilen van de wind tijdens een storm op zee treffend in noten vat. Een muzikale vernieuwer was Marcello zeker niet (chromatiek en scherpe dissonanten ontbreken nagenoeg in zijn muziek). Toch wist hij in zijn cantates en sinfonia’s verrassende vondsten te doen binnen de conventies van zijn tijd. Sopraan Nuria Rial en ensemble La Floridiana geven een prachtige illustratie hoe Marcello’s muziek in de Venetiaanse patriciërshuizen van zijn tijdgenoten geklonken moet hebben. (JWvR)meer