De naam van Josef Suk (1874-1935) is nooit zo bekend geworden als die van zijn leraar en schoon-vader Antonin Dvorak. Toch heeft hij een aantal belang-rijke werken geschreven, die zich kunnen meten met de muziek van Mahler en Strauss. Aanvankelijk verliep Suks carrière voor-spoedig. Hij stond al vrij snel bekend als een van de meest veelbelovende Tsjechische componisten. Dvorak beschouwde hem als zijn lievelingsleerling. Zijn vioolspel werd bewonderd door Brahms en de gevreesde criticus Hanslick. Het was het begin van een succesvolle internationale carrière als violist. Brahms deed zelfs moeite Suks Serenade gepubliceerd te krijgen. Daarna volgend echter grote tegenslagen. In 1904 overleed Dvorak. Diens dochter Otylka, met wie Suk in 1898 was getrouwd, overleed een jaar later. Suk verwerkte zijn verdriet door het componeren van vier grote werken voor verschillende bezettingen: Asraël, Zomervertelling, Groei en Epiloog. Het eerste werk is een imposante symfonie, die volgens sommigen Suks beste werk is. De titel Asraël verwijst naar de Engel des Doods uit de Islamitische mythologie. John Tyrrell, die over Suk geschreven heeft in The New Grove, typeerde deze symfonie met de woorden: 'Het is ongetwijfeld zijn beste werk, en een van de mooiste en meest tot de verbeelding sprekende orkestwerken uit die tijd, vergelijkbaar met Mahler wat betreft structureel meesterschap en emotionele impact, maar dan zonder diens neuroses.' (HJ)
meer