Het is een cliché om te zeggen dat kunstenaars lijden. Voor Louis Vierne ging het zeker op. Zijn leven was een trieste aaneenschakeling van handicaps, ongelukken, verlies van dierbaren, een slecht huwelijk, een onbereikbare geliefde en professionele miskenning. Het einde kwam onverwacht in 1937. Tijdens een recital in de Notre Dame werd hij geveld door een hartaanval, waarop zijn voet op een lage
… pedaaltoets bleef hangen. Omdat het om een improvisatie ging, duurde het even voordat het publiek het doordenderende geluid begon te wantrouwen. Vierne’s orgelmuziek is de glorieuze bekroning van de Parijse orgeltraditie zoals die door zijn leraren Franck en Widor in gang was gezet. Hij was een modernist met romantische wortels, zoals Puccini en Rachmaninov. De orgelsymfonieën zijn echte kathedraalmuziek: virtuoos en berekend op de akoestiek van een monumentale architectuur. De Rotterdamse Laurenskerk, waar Hayo Boerema deze opnamen maakte, voldoet wat dat betreft uitstekend. Vierne’s harmonische taal is warm en sensueel, op het mondaine af. De sfeer is vaak lyrisch, maar ook broeierig pessimistisch. De scherzi zijn soms griezelig diabolisch, alsof de waterspuwers van de Notre-Dame zich misdragen. In sommige glorieuze finales breekt de levensvreugde dan toch nog door. (HJ)meer