Het orgel vormde een rode draad in het leven van Camille Saint-Saëns. Ondanks dat is zijn oeuvre voor orgel toch nog relatief klein gebleven. Als organist wist Saint-Saëns zowel in Parijs als internationaal waardering te oogsten. Zijn spel werd omschreven als helder, elegant en ietwat onderkoeld. Ook zijn improvisatiekunst was beroemd: hij kon werkelijk iets voor de vuist weg verzinnen alsof het
… gedrukt stond. Zijn beroemdste orgelstuk – de Symfonie nr.3 voor orgel en orkest – is uiteraard niet te horen in deze integrale orgelbox. Wel horen we hier dat andere stuk voor orgel en orkest – Cyprès et Lauriers – al blijft ook dat beperkt tot de orgelsolo van het openingsdeel. Organist Ben van Oosten spreekt van drie periodes: de vroege werken (1857-1866), classicistische werken (1894-1898) en de late werken (1917-1919). In de laatste fase werden Saint-Saëns werken schijnbaar eenvoudiger en meer improvisatorisch van karakter. Zeer fraai zijn wat dat betreft de Sept Improvisations op.150. Die eenvoud weerhield Saint-Saëns er niet van om complexe harmonieën en modulaties neer te pennen. Let bijvoorbeeld op de mysterieuze arpeggio's van de eerste Improvisation, die de invloed van het impressionisme verraden. Ben van Oosten is al sinds enige decennia de ideale organist voor dit type Franse orgelmuziek. Zijn opnamen voor MDG met Guilmant, Widor, Vierne en Dupré hebben in het verleden (voor zover ik weet) uitsluitend lof geoogst. (HJ)meer