Het orgel in de Vårfrukerk in Skänninge (1939) was het eerste grote instrument dat de Deense orgelmaker Marcussen in Zweden bouwde naar idealen van de ‘Orgelbewegung’. Deze van oorsprong Duitse restauratiebeweging keerde terug naar de oude principes van de zeventiende- en achttiende-eeuwse orgelbouw. Geen wonder dat componisten voor dit ‘nieuwe’ type orgel vooral neoklassiek (eigenlijk
… neobarok) getinte werken schreven. Het duidelijkst hoorbaar is dat in de hier gespeelde orgelsonates van Paul Hindemith en Hugo Distler. Grijpt Distler terug op de triosonates van Bach, Hindemith daarentegen beschouwt zijn drie orgelsonates voor alles als kamermuziek. Anders dan Distler en Johann Nepomuk David, representeert Hermann Schroeder (een verre bloedverwant van Beethoven) de katholieke zuil binnen de Orgelbewegung. De zes Kleine Präludien und Intermezzi vormen de basis voor zijn latere, op het gregoriaans gebaseerde, orgelwerken. Ondanks de stilistische diversiteit ontstonden alle hier gespeelde composities tussen 1932 en 1940. Dit album geeft een mooie bloemlezing van de Duitse ‘Orgelbewegung’, waarop de gespeelde werken prachtig samenvallen met het instrument waarop ze worden uitgevoerd. (JWvR)meer