Heinrich Scheidemann kreeg aanvankelijk onderricht van zijn vader David Scheidemann, die organist aan de Katharinenkirche in Hamburg was. Van 1613 tot 1614 studeerde Heinrich Scheidemann bij niemand minder dan Sweelinck in Amsterdam. De studie werd bekostigd door de Katharinenkirche, in de hoop dat de getalenteerde Heinrich zijn vader ooit zou opvolgen. Aldus geschiedde rond 1625, waarna Scheidemann dit ambt bleef vervullen tot aan zijn dood (ten gevolge van de pest) in 1663. Scheidemanns muzikale ontwikkeling is dus verweven met de orgelkunst en orgelbouw van de Lage Landen. Tijdens zijn studie in Amsterdam zal hij het Niehoff orgel (1545) in de Oude Kerk intensief bespeeld hebben. (HJ)
Musicus, filosoof, componist, theoloog, advocaat, taalkundige, schrijver: dat alles was Johann Kuhnau. En in zijn vrije tijd deed hij ook nog eens aan zelfstudie en leerde zichzelf wiskunde, grieks en hebreeuws… Zijn gigantische eruditie maakt vandaag de dag net zo veel indruk als in zijn eigen tijd. Rond zijn veertigste vond hij de baan die bij deze cv paste: hij werd cantor aan de beroemde Thomaskirche van Leipzig. Vanaf dat moment kon hij zijn enorme ervaring in de praktijk brengen. Hij gaf lessen, dirigeerde, musiceerde, en, ‘last but not least’, componeerde. Het beroemdst is Kuhnau om zijn klaviermuziek, en dan vooral zijn ‘Biblische sonaten’. In deze bundel laat hij horen hoe instrumentale muziek, zonder gezongen tekst, toch emoties kan uitbeelden. Van de ruim honderd cantates die Kuhnau schreef, zijn meer dan de helft verloren geraakt, en van de andere helft is slechts zelden iets te horen of opgenomen. Hopelijk komt daar verandering in: de enkele voorbeelden die we kennen, doen naar meer verlangen. (TC)
Menigeen glipt 's ochtends vroeg zijn bed uit om voor school of werk nog even iets van het Wohltemperierte Klavier te oefenen of een stukje cantate te beluisteren: iedere dag Bach! Vanaf 1723 was hij cantor van de Thomasschule in Leipzig, waarbij hij verantwoordelijkheid droeg voor de muziek in de vier belangrijkste kerken. Deze post was niet alleen muzikaal, maar ook organisatorisch zwaar: zijn meesterlijke Johannes- en
Matthäus-Passion en de vele cantates vroegen niet alleen om muzikale inventiviteit, maar ook om organisatorisch inzicht en een nauwgezette planning. Zijn ervaringen als organist, orkestmusicus en orkestleider in Arnstadt, Mühlhausen, Weimar en Köthen zullen hem hier goed van pas zijn gekomen. De Brandenburgse Concerten, de
Passacaglia in c, de
Toccata en fuga in d en het eerste boek van Das Wohltemperierte Klavier stammen uit Bachs tijd als organist en hofmusicus. Tot de vruchten van zijn Leipziger tijd behoren de Goldbergvariaties, de Hohe Messe, Das musikalisches Opfer en
Die Kunst der Fuge. (HJ)