De muzikale loopbaan van Anton Rubinstein (1829-1894) stond in het teken van één ideaal: het Russische muziekleven internationaal aanzien geven. Met steun van adellijke weldoeners was hij in staat in St.Petersburg en Moskou conservatoria op te richten, waarmee in Rusland voor het eerst systematisch geordend muziekonderwijs werd aangeboden. Rubinsteins graadmeter voor het te behalen niveau was de
… Duitse muziektraditie, die hijzelf persoonlijk had leren kennen op zijn concertreizen - hij gold na Liszt als de grootste pianist van zijn tijd. Het is logisch dat hij daarvoor adellijke steun kon krijgen: de Russische adel had altijd het Westen als bron van beschaving gezien. Rubinstein moest niets hebben van de voorliefde voor nationale Russische muziek die in de burgerkringen van het 'machtige handjevol' werd gepredikt. Dat blijkt uit de hier opgenomen kamermuziekwerken. Het Oktet op.9 verwijst met zijn heterogene bezetting van blazers, strijkers en piano naar gelijksoortige, typisch Europese werken van Schubert, Lachner en Spohr, en qua stijl valt ook het Kwintet voor blazers en piano op.55 in deze categorie. Hier klinkt welluidende Russische muziek die volledig het Duitse spoor volgt. (JvG)meer