Het leven van Giacinto Scelsi is gehuld in een waas van geheimzinnigheid, waaraan deze Dali-achtige figuur overigens zelf heel wat heeft bijgedragen. Zo veranderde hij opzettelijk de data van zijn composities om musicologen te pesten. Zijn vroegere oeuvre werd bepaald door de toen heersende modes als futurisme, neoclassicisme en atonaliteit. In de late jaren 1940 schijnt hij echter een zenuwinzinking gehad te hebben, waarvoor hij een eigenaardige, maar effectieve therapie bedacht: het eindeloos herhalen op de piano van slechts enkele tonen. Hierdoor werd zijn oor geopend voor het mysterie van de klank, onafhankelijk van conventies, modes en toonsystemen. Veel van Scelsi's naoorlogse composities doen denken aan de omineuze signalen van een Tibetaanse hoorn. In de Quattro Pezzi bepalen de instrumentalisten zich per stuk tot slechts één toon, waarbij akoestische rafeltjes en microtonen geheel nieuwe dimensies ontsluiten. De spirituele bovenbouw van Scelsi's wereld werd gevoed door de theosofie van Gurdjieff , Blavatsky en de Hindoestaanse filosofie. Sclelsi zag zijn verblijfplaats Rome als de schakel tussen Oost en West, waarbij de grens precies door zijn werkkamer in zijn appartement aan het Forum Romanum liep. Vooralsnog waren Scelsi's composities experimenten in de marges. Gedurende de jaren 1980 kreeg zijn werk meer bekendheid, mede dankzij dirigenten als Jürg Wyttenbach. (HJ)
meer