In een brief uit 1922 aan Alexander Zemlinsky merkte Arnold Schönberg naar aanleiding van de programmering van zijn Verein für musikalische Privataufführungen op dat de muziek van Max Reger vaker uitgevoerd zou moeten worden. De redenen waren: ‘1. hij heeft veel geschreven; 2. hij is dood en de mensen hebben zich nog steeds geen oordeel over hem gevormd (ik vind hem geniaal)’, aldus Schönberg.
Achter Schönbergs Verein ging een educatieve opzet schuil. Complexe muziek, zoals die van Max Reger, werden uitgebreid toegelicht en tweemaal uitgevoerd, zodat de happy few die tot deze concerten werden toegelaten zich de nieuwe klanktaal geheel eigen konden maken. Regers monumentale Sonate voor cello en piano op.116 kwam in 1919 zelfs drie maal voor in de programmering van de Verein. Ook Reger zelf was trots op deze Sonate. Naar aanleiding van de première in 1911 schreef hij aan Georg Stern: ‘Heb je mijn nieuwe cellosonate gehoord? Ik geloof dat dit stralende werk iedereen zal verlichten. Ik wil graag dat je er naar kijkt; naar mijn gevoel zit het vol muzikale subtiliteiten.’ De Sonate was ten doop gehouden door James Kwas, de schoonvader van Hans Pfitzner. Laatstgenoemde had eveneens een cellosonate geschreven, maar dan als opus 1. De Sonates van Reger en Pfitzner worden uitgevoerd door cellist Martin Hornstein en pianist Claus-Christian Schuster. Beiden zijn lid van het Altenberg Trio Wien. (HJ)meer