Robert Schumann was groot in het kleine: zijn piano- (Papillons, Carnaval, Humoreske, Kreisleriana, Kinderszenen) en liedcycli (Dichterliebe) zijn als het ware lange ketens van wisselende stemmingen, variërend van lieflijke dromerijen tot stormachtige razernij. In zijn Davidsbündlertänze deed hij het voorkomen alsof de dansen afwisselend geschreven waren door twee tegengestelde alter ego's: de energieke Florestan en de melancholische mijmeraar Eusebius. Deze Davidsbündlertänze waren een uitdrukking van Schumanns liefde voor de 10 jaar jongere Clara Wieck, de dochter van Schumanns pianoleraar Friedrich Wieck (die overigens fel tegen de verloving gekant was). Schumanns compositorische arbeid bleef overigens niet beperkt tot het maken van miniaturen alleen. Mede op aandringen van Clara ging Schumann zich toeleggen op meer grootschalige vormen. Vandaar dat hij ook op het terrein van de kamermuziek, concerten, symfonieën en oratoria belangrijk werk heeft nagelaten (Symfonieën nr.2 & 3 'Rheinische', Celloconcert, Kwintet voor piano en strijkers, Das Paradies und die Peri). Schumanns laatste jaren waren triest: op 27 februari 1854 gooide de manisch-depressieve componist zijn trouwring in de Rijn, om vervolgens zelf in het ijskoude water te springen. Na zijn redding verbleef hij vrijwillig in een gesticht, waar hij op 29 juli 1856 overleed.
De legendarische violist Nicolò Paganini werd op 27 oktober 1782 in Genoa geboren. Met zijn grensverleggende techniek en magische podiumuitstraling heeft hij de tradities van het concertbedrijf danig opgeschud. Paganini’s spel markeerde de emancipatie van de virtuositeit. Juist het ‘transcendente’ (grensverleggende) van deze virtuositeit sloot naadloos aan bij de romantische modes van Faustiaanse bezetenheid en ongeremde expressie. Zijn Caprices op.1 gelden als de bijbel van het vioolspel, zoals de Etudes op.10 & 25 van Chopin dat zijn voor de piano.
Voor de een was hij een collaborateur, voor de ander het artistieke geweten tijdens de stalinistische terreur: ondanks zijn traditionele en makkelijk in het gehoor liggende stijl weten we nog steeds niet wie hij eigenlijk was. In 1936 kwam Sjostakovitsj in conflict met Stalin zelve vanwege de al te gewaagde opera Lady Macbeth van Mtsensk. Noodgedwongen besloot de componist zich te conformeren aan het regime: zijn Vijfde Symfonie van het jaar daarop droeg als ondertitel: 'De reactie van een Sovjetartiest op gerechtvaardige kritiek'. Om de arbeider cultureel te verheffen ontwikkelde Sjostakovitsj een eenvoudige stijl; tegelijkertijd wist hij met dit toegankelijke materiaal enorm geladen spanningsbogen te creëren. Ogenschijnlijk voegde de componist zich dus naar de wensen van de macht, maar tegelijkertijd is er maar weinig muziek die het lijden van het Russische volk op zo'n indringende wijze heeft weten te peilen. (HJ)
George Gershwin groeide op in een armoedige buurt in New York. Zijn ouders waren Russische immigranten die maar met moeite de eindjes aan elkaar konden knopen. Toch besloten ze om een oude piano aan te schaffen, zodat Ira Gershwin het kon gaan maken als musicus. Alleen bleek niet Ira, maar z’n jongere broer George het muzikale genie te zijn. Ira legde zich toe op het schrijven van teksten en samen werden de broers Gershwin absolute grootheden in de twintigste eeuwse musicalwereld. De composities van George zijn vandaag de dag nog steeds goed beluisterbaar en kunnen in een moderne setting zó opnieuw gebruikt worden. Het bewijs wordt geleverd door het lied Rhapsody in Blue uit 1924, die een aantal keer in de Top 2000 stond. Maar het bekendste voorbeeld is natuurlijk het tijdloze Summertime, dat ontelbare keren door ontelbare artiesten is gecoverd.