Händel schreef zijn orgelconcerten om gespeeld te worden tijdens de pauzes van zijn oratoria. Nadat in 1738 zes van deze concerten gepubliceerd werden als opus 4, zou pas in 1761 een tweede set volgen als opus 7. Van deze tweede set met zes concerten is een uitvoering verschenen door Bob van Asperen en de The Orchestra of the Age of Enlightenment, in combinatie met de niet onder een opusnummer
… gerangschikte "orgelconcerten nr.13-16". Onder deze zeer gevarieerde concerten bevinden zich verschillende hoogtepunten, zoals het "Concerto op.7 nr.4" en het "Concert no.13", bijgenaamde "De koekoek en de nachtegaal". Een opvallende eigenschap van deze concerten is het gegeven dat Händel niet altijd de moeite nam om de orgelpartij helemaal uit te werken. Kennelijk gaf hij er de voorkeur aan het publiek te vermaken door deze leemtes al improviserend op te vullen, al naar gelang de stemming van het moment. Bij deze leemtes gaat het soms om fragmenten in een snel deel, maar vaak ook om een compleet langzaam deel. Deze langzame delen worden in onze concertpraktijk niet altijd meer geïmproviseerd. Liever kiest men voor een passend alternatief uit bijvoorbeeld één van Händel's klaviersuites, om zo de continuiteit in de stijl te waarborgen. Deze aanpak is ook toegepast in de onderhavige uitvoering, waarbij de keuzes verantwoord zijn in het programma. (H.J.)_meer